deVolkskrant: Teruggave roofkunst uit nazitijd gaat voortaan ruimhartiger

De Nederlandse overheid gaat roofkunst uit de nazitijd ruimhartiger aan Joodse erfgenamen teruggeven. Het belang dat een kunstwerk voor een museumcollectie heeft, mag geen rol meer spelen. Ook doet het er niet meer toe of het werk in de jaren 1933-’45 te goeder trouw is verworven.

Alex Burghoorn 12 maart 2021, 15:52

‘Bild mit Häusern’ (1909) van Wassily Kandinsky is in bezit van de gemeente Amsterdam, maar wordt opgeëist door erfgenamen van de Joodse eigenaars die het in 1940 verkochten. Beeld Stedelijk Museum

Dat heeft minister Ingrid van Engelshoven (D66) van Cultuur vrijdag bekend gemaakt in reactie op het in december verschenen evaluatierapport van de commissie-Kohnstamm. Na het doorlichten van twintig jaar restitutiebeleid van roofkunst adviseerde de commissie het ‘toetsingskader’ voor claims van erfgenamen te vereenvoudigen.

‘Een zorgvuldige en rechtvaardige omgang met verzoeken tot restitutie is essentieel’, zegt Van Engelshoven. ‘Restitutie is meer dan alleen de teruggave van een cultuurgoed. Het is de erkenning van het onrecht dat de oorspronkelijke eigenaren is aangedaan en een bijdrage aan het herstel van dit onrecht.’

Het besluit kan grote gevolgen hebben voor de lang slepende eis tot teruggave van het schilderij Bild mit Häusern (1909) van Wassily Kandinsky, dat eigendom is van de gemeente Amsterdam en in het Stedelijk Museum hangt. In 2018, na een procedure van zes jaar, oordeelde de Restitutiecommissie dat het schilderij niet teruggegeven hoeft te worden. Het belang van het werk voor de museumcollectie speelde daarbij een belangrijke rol. De rechter bekrachtigde dat oordeel nog eens in 2020, een uitspraak waartegen de erven juist vrijdag hoger beroep aantekenden.

Ongemakkelijk

De nieuwe richtlijnen van Van Engelshoven maken het mogelijk oude zaken opnieuw voor te leggen als bezitter en eiser dat beiden willen. Het gemeentebestuur van Amsterdam kondigde in februari al aan dat graag te willen, omdat het met de zaak in zijn maag zit. ‘Het is de afgelopen jaren te weinig over de slachtoffers gegaan en te veel over het systeem waarin teruggave van roofkunst is geregeld’, zei wethouder Touria Meliani (GroenLinks) toen in de Volkskrant. ‘Ik heb daar een ongemakkelijk gevoel van.’

Wie meent de rechtmatige eigenaar te zijn van een in de nazitijd gestolen of onvrijwillig verkocht kunstwerk kan sinds 2001 terecht bij de onafhankelijke Restitutiecommissie. Hoewel Nederland internationaal lang vooropliep in het teruggavebeleid, zou de commissie steeds formalistischer te werk zijn gegaan, luidde de kritiek van nabestaanden, advocaten en Joodse belangenorganisaties. De commissie onder leiding van oud-D66-politicus Jacob Kohnstamm gaf hen in het rapport Streven naar rechtvaardigheid gelijk: het beleid moest in brede zin empathischer.

Van Engelshoven sluit zich daarbij aan in een vrijdag verstuurde Kamerbrief. Voortaan staan twee vragen centraal bij de beoordeling van een claim. ‘Is in hoge mate aannemelijk dat degene die teruggave verzoekt (erfgenaam van) de oorspronkelijk eigenaar van het cultuurgoed is?’ En: ‘Is in voldoende mate aannemelijk dat de oorspronkelijk eigenaar het bezit van dat cultuurgoed onvrijwillig heeft verloren door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime?’

Te goeder trouw

De vraag of de eisers meteen na de Tweede Wereldoorlog ook hebben geprobeerd het werk terug te krijgen, vervalt daarmee, vanuit de gedachte dat overlevenden van de Holocaust wel iets anders aan hun hoofd hadden in 1945. Ook zal de Rijk er nooit meer een beroep op doen dat een werk te goeder trouw is gekocht, zegt Van Engelshoven. Van provincies en gemeenten heeft ze de indruk gekregen dat die dat voorbeeld volgen.

Het belang dat een kunstwerk heeft voor de bezitter en de collectie waar het toe behoort, telt dus niet meer mee. Voor de collectie van het Stedelijk Museum was het schilderij van Kandinsky bijvoorbeeld van belang, omdat Bild mit Häusern een belangrijk overgangswerk is naar de abstracte kunst waarvan Kandinsky een van de grondleggers is. Amsterdam kocht het werk op een veiling in oktober 1940, vijf maanden na het begin van de Duitse bezetting.

Het was een door de omstandigheden gedwongen verkoop, stellen de drie erfgenamen die het doek opeisen. Ze zijn op leeftijd, één van hen overleed in februari. Hun advocaten hopen Amsterdam ertoe te bewegen de teruggave nu in onderling overleg te regelen, zonder een nieuwe procedure bij de Restitutiecommissie af te hoeven lopen. Amsterdam zet voorlopig in op de officiële route, waarvan Van Engelshoven in zijn algemeenheid wil dat die ertoe leidt dat ‘verzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over hoe hun verzoek wordt beoordeeld’.