Joodse erfgenamen versus Stedelijk Museum: ruzie over roofkunst

Door ELINE VERBURG

29 okt. 2020 in CULTUUR

AMSTERDAM – Is het schilderij Bild mit Häuser (1909) van de Russische kunstenaar Wassily Kandinsky roofkunst, of is het door de gemeente Amsterdam eerlijk verworven op een veiling in oktober 1940? Op deze vraag proberen de erven van de voormalige eigenaren, het Joodse echtpaar Robert Lewenstein en Irma Klein, al sinds lang een bevredigend antwoord te krijgen. In het bindend advies van de Restitutiecommissie Ekkart uit 2018, dat ten gunste van de gemeente en het Stedelijk Museum uitviel, konden zij zich niet vinden.

Wassily Kandinsky, Bild mit Häusern, 1909

Ⓒ STEDELIJK MUSEUM

De Restitutiecommissie, in het leven geroepen om een onafhankelijk oordeel te kunnen geven over in de oorlog geroofde kunst, oordeelde in 2018 dat de gemeente Amsterdam en het Stedelijk Museum het betwiste kunstwerk niet hoefden terug te geven. Voor 160 gulden (tegenwoordig omgerekend zo’n 1600 euro) werd Bild mit Häusern verworven op een veiling in Amsterdam.

’Vrijwillig ter veiling aangeboden’

Volgens de commissie is het aannemelijk dat de Lewensteins het daar vrijwillig hadden aangeboden – ze zaten in financiële nood, hij was ontslagen bij de naaimachinefabriek – en is het bedrag van 160 gulden voor die oorlogstijd ook niet zo ongewoon. Daar zijn de erfgenamen – twee Amerikanen en een Nederlander, niet van overtuigd en daarom kwam de zaak donderdag voor de Amsterdamse rechtbank. Zij willen dat het advies wordt herroepen.

Advocaat mr. Alex Hagedorn betoogde namens de familie dat het Stedelijk Museum ’te kwader trouw’ heeft gehandeld. „Dat bedrag van 160 gulden is beslist uitzonderlijk laag, Lewesteins vader kocht het twintig jaar eerder voor 500 gulden. Het is onmogelijk dat de nazi’s hier géén beslissende rol in hebben gespeeld.” Het bewuste doek, een sleutelstuk in het werk van de abstracte Kandinsdky, zou tegenwoordig rond de 20 miljoen waard zijn.

’Beide partijen hebben zich gecommiteerd’

Mr. Paul Loeb, raadsman van het Stedelijk Museum en de gemeente Amsterdam, stelde dat „beide partijen zich hebben gecommitteerd aan het eindoordeel, ook als dat voor de familie vervelend uitpakt. Deze rechtszaak werpt geen ander licht op de zaak. De koopprijs is op de veiling tot stand gekomen. Het hoogste bod is de marktwaarde op dat moment.”

’Schijn van partijdigheid leden Restitutiecommissie’

Mr. Simon van der Sluijs, kantoorgenoot van Hagedorn, kwam met andere bevindingen. Van de leden van de Restitutiecommissie, onder voorzitterschap van Fred Hammerstein, zouden er zeker drie zakelijke banden hebben (gehad) met het Stedelijk Museum. „Zij hadden zich moeten verschonen. Partijdigheid en belangenverstrengeling zijn in strijd met de beginselen van de Commissie Ekkart.” Het zou onder anderen gaan om commissielid Els Swaab, die voorzitter is geweest van de Businessclub van het museum, met zo’n 50 bedrijven als lid.

De tegenpartij ontkende deze schijn van partijdigheid: „In zo’n commissie moeten deskundigen zitten”, stelde Loeb. „Dan is het logisch dat mensen banden hebben met musea. Het advies is begrijpelijk en uitvoerig geformuleerd en opgesteld na uitgebreid onderzoek door professionele onderzoekers.”

Rein Wolfs, sinds vorig jaar directeur van het Stedelijk Museum, was ook bij de zitting aanwezig. „Ik kan niet anders oordelen dan dat het museum transparant en zorgvuldig is en zich zeer bewust van zijn taak en verantwoordelijkheid. Ik wil ook benadrukken dat het bedrag van 160 gulden in die tijd niet abnormaal was.” Hoewel de voorzitter van de rechtbank zich nog afvroeg of een compromis te vinden was, bleek dit voor beide partijen momenteel geen optie.

Uitspraak 16 december